‘Je moet weten dat ik uit Avdjevka kom en de heftigste periode uit het conflict in Oost-Oekraïne heb meegemaakt.
Onze stad werd beschoten met kogels en raketten. Elektriciteit, het mobiele netwerk en de watertoevoer vielen uit. Banen verdwenen. Er was voedseltekort. Dus mensen vertrokken. Het was een ware leegloop de stad uit. Maar je begrijpt misschien dat niet iedereen zomaar weg kon. Oudere mensen, arme mensen... zij hadden de mogelijkheid niet en voor sommigen was afscheid simpelweg te heftig. Een kerk in de stad bood die mensen hulp, en op de een of andere manier voelden mijn man en ik dat het goed was om in de stad te blijven en mee te werken met die kerk. Wij geloven in God. We hadden het gevoel dat God ons aanmoedigde om dat te doen.
Op een gegeven moment belden mensen ’s avonds aan en vroegen of ze bij ons mochten logeren. ‘We weten dat jullie God je beschermt’, zeiden ze, ‘en als ik onder jullie dak ben houdt dat mij ook veilig.’ Ik geloof persoonlijk dat God rechtstreeks voor mensen wil zorgen, niet via ons. Zelf verloor ik al jong mijn oudere zus; zij liet een baby’tje achter, dus ik weet dat een christen net zo goed tegenslag en verdriet kent. Dat zei ik ook, maar mensen drongen aan. Dus openden we onze deur. En zo werkten we overdag in de stad en ontvingen we ’s avonds logés.
In de winter van 2015 hoorde ik plotsklaps schoten. Héél dichtbij. Ik rende naar buiten om te kijken wat er aan de hand was en om te zien of mijn telefoon bereik had zodat ik online kon zoeken naar informatie. Ik hield mijn telefoon omhoog. Geen bereik. Boven mij zag ik een gevaarte uit de lucht richting de stad suizen. Ik rende naar binnen. Voordat ik bij de deur was voelde ik een dreun. Het was een mortier, hij viel in onze buurt. Meer mortieren vielen. Keiharde explosies klonken, overal om ons heen. Mijn man, onze twee zoons en ik schuilden in ons appartement. Het geweld kwam dichterbij en nam toe, tot het nacht werd. We lagen in de gang. Onze kinderen onderop, ik erboven, mijn man over ons allemaal, en een deken om ons heen. Het was januari, pikdonker en ijskoud. Er was geen elektriciteit. We dachten dat we de nacht niet zouden overleven. We vroegen elkaar vergeving voor dingen. Mijn jongste zoontje huilde. Hij trilde en hij kreeg diarree. Mijn oudste zoon zei Psalm 23 op: ‘Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.’ Het emotioneert me nog, om dat hardop uit te spreken. Op een gegeven moment voelde het alsof iemand onze flat beetpakte en er hard aan schudde. Ik begreep dat een raket ons gebouw had geraakt. Op onze galerij woonde een bejaard echtpaar. Mijn man probeerde bij hen te komen, om hen naar de kelder te helpen zodat ze niet zouden stikken in de rook of door een gaslek. Het lukte. Terwijl hij weg was liet ik de kinderen hun warmste kleding aantrekken en water pakken. Ook wij kropen de kelder in. Maar mijn man wilde naar buiten om hulp te bieden aan opgesloten buren. Ik bad de hele nacht, want ik vreesde voor zijn leven. Maar de ochtend kwam en mijn man kwam terug. Hij had een thermosfles met hete thee voor ons.
Mijn man gaf ons vijftien minuten om kleding en documenten te pakken, terwijl hij de auto haalde. Terwijl onze jongste zoon in de auto stapte en mijn man ons huis afsloot, viel een mortier op de school naast onze flat. Het was de school van onze zoons. Ik schreeuwde: ‘We moeten terug de kelder in!’ Maar mijn man riep dat we nu moesten vertrekken. Onze rit de stad uit leek er wel een uit een film. Om ons heen brandden gebouwen, klonken explosies. In onze achteruitkijkspiegel zagen we de school en ons flatgebouw branden. Soms zaten we dubbelgevouwen in de auto vanwege kogelschoten. Avdjevka stond in lichterlaaie.
Ik weet niet hoe dit klinkt voor anderen, maar wij hadden het gevoel alsof God die vreselijke nacht gebruikte om ons gezin op een nieuwe plek te brengen, waar we – achteraf gezien – nog meer kunnen betekenen.
We vonden tijdelijk onderdak in Myrnograd. Het was een stad waar we ons eindelijk veilig voelden, maar we liepen tegen enorme problemen aan. Je moet weten dat Oekraïne op dit moment anderhalf miljoen intern ontheemde burgers heeft. In Myrnograd waren zo veel vluchtelingen en zo weinig hulpfaciliteiten, dat er dakloosheid heerste, werkloosheid, voedseltekort, kledingtekort, educatietekort. Er was geen water, geen elektriciteit. Dat had hopeloosheid en apathie tot gevolg.
Op een dag stond ik in de rij voor een voedselpakket van het Rode Kruis, toen de vrouw voor mij zich omdraaide en zich hardop afvroeg: ‘Kunnen wij als vluchtelingen zelf geen initiatief nemen?’ Ik was het volledig met haar eens, en de volgende dag ontmoette ik haar met vier andere moeders bij een speeltuintje. Terwijl onze kinderen speelden, bespraken wij ons plan: we zouden een collectief van vluchtelingen opzetten en met één stem noodhulporganisaties aanschrijven, onze problemen op de kaart zetten en hulp mobiliseren. Nog diezelfde dag richtten we een Facebookgroep op waar vluchtelingen zich konden aanmelden. Het liep storm. Namens dit collectief schreven we brieven naar alle organisaties de we konden vinden en legden onze situatie voor.
Terwijl mijn man regelmatig terugkeerde naar onze oude stad Avdjevka om daar noodhulp te bieden met de kerk, vertegenwoordigde ik met die vijf moeders uiteindelijk tweeduizend vluchtelingen. En er kwam hulp. Ons succes leidde ertoe dat ik uiteindelijk zelfs een baan kreeg bij hulporganisatie Dorcas.
Het is nu mijn werk om gezinnen te helpen hun leven ook op de rails te krijgen. Mijn eerste taak voor Dorcas was om uit honderden aanmeldingen voor noodhulp honderd gezinnen te selecteren voor een hulpprogramma. Ik weet nog dat ik al die brieven op de vloer uitspreidde, het ene na het andere hartverscheurende verhaal las, en huilend op de grond zat. ‘God,’ zei ik, ‘U moet me wijsheid geven. Ik wil geen fouten maken in de selectie.’ Ons leven is op de rit. Maar we bouwen het niet op. We leven in een vacuüm tot we terug kunnen naar huis. Het enige wat we kunnen doen is effectief omgaan met onze wachttijd.
Ik denk dat dit nu de plek is die God ons als gezin geeft. Ik weet de eerste keer nog dat mijn man terugkeerde naar Avdjevka om noodhulp te bieden in de buurt waar we zelf beschoten waren. Ik was zo bang. Zó bang. We hadden geen bereik met onze telefoons, ik kon enkel afwachten en hopen dat hij thuis zou komen. Ik bad voor hem. Ik opende mijn Bijbel. En daar zag ik wat er tegen een koningin, Esther, werd gezegd toen zij haar leven moest wagen om haar volk te redden: Als jij in deze tijd niets doet, zal hulp en redding komen uit een andere hoek, maar jij en je familie lopen de redding dan mis. En wie weet of jij deze positie hebt verworven met het oog op een tijd als deze?’
Behind the scenes
Neem een kijkje achter de schermen van Portraits of Power met: