‘Mijn hele leven hoor ik mensen al vragen: Waar is die God van jou nu dan? Maar het valt me op dat de mensen die altijd dachten dat ik een beetje getikt ben, me beginnen te respecteren.
Ik groeide op zonder vader. Hij had een alcoholprobleem en wilde liever bij zijn moeder wonen dan bij ons. Dat betekende dat wij vaderlijke taken zelf moesten doen. Ik was gezond en pakte door, dus kwam het houthakken bijvoorbeeld op mij neer. Die rol hield ik ook toen ik trouwde en twee dochters kreeg. Mijn man was genereus van karakter en ik dacht dat ik in hem een beschermer en voorziener gevonden had. Maar uiteindelijk nam hij die verantwoordelijkheid niet. Hij had een drankprobleem. Dus soms was hij wel degelijk genereus, regelde hij boodschappen of zelfs bloemen, maar hij was te dronken om ook daadwerkelijk te zorgen dat die thuis kwamen. Vaak moest ik hem buiten zoeken. Dan lag hij ergens op de grond en sleepte ik hem naar huis. Soms zette ik hem juist het huis uit, als hij agressief was of als ik hem zat was. Ik leerde dat je hard moet zijn om te overleven. Als ik op het land werkte was ik altijd degene met de grote mond die vloekte en grappen maakte. Mensen zagen me als een leider, ze trokken naar me toe. Maar thuis huilde ik veel. Ik wist niet wie ik was. Ik voelde me heel alleen, kwetsbaar en niet geliefd.
Ik was twintig toen een of andere christen ons dorp bezocht en over God vertelde. Ik vroeg: ‘Waar héb je het over? Kijk naar mijn leven, die goede God van jou is een sprookje waar ik niet in geloof.’ Vijf jaar later dacht ik soms nog aan die christen. Ik denk dat het een mix van nieuwsgierigheid, irritatie en angst voor oordeel was waardoor ik uiteindelijk een Bijbel leende. Ik werd er diep door geraakt. Wat is las was zo anders dan hoe ik altijd dacht dat God was. Ik kende één christelijke vrouw in het dorp en heb uren op haar stoep gewacht tot ze thuiskwam. Ik heb met haar gebeden en mijn leven aan God gegeven. Het was heel bijzonder. Ik moest enorm huilen en het voelde alsof er zwaarte van mijn schouders en mijn hart viel. Ik voelde vreugde. Dat gevoel kende ik niet. Ik leerde God kennen als een liefdevolle Vader die me ziet, me liefheeft, voor me kan zorgen. Ik begon daardoor te begrijpen wat een gezonde man is.
Natuurlijk hoopte ik dat God mijn man nu ook zou veranderen in een gelovige, liefdevolle man. Ik veranderde zelf ook. Altijd had ik mijn gedrag als vrouw afhankelijk gemaakt van dat van mijn man. De Bijbel lijkt te zeggen dat je zelf je gedrag kunt bepalen. Dat je mensen kunt liefhebben omdat God jou liefheeft. Ik voelde Gods liefde elke dag. Dat veranderde mij. Ik besloot voor mijn man te koken, mijn best te doen op zijn kleding. Ik sleurde hem niet kwaad uit modderpoelen als hij dronken was, maar droeg hem naar huis en legde hem op bed. Het maakte geen verschil voor hem. ‘Je geeft me alles,’ zei hij, ‘maar wat ik wil is dat je me de kracht geeft die je in je draagt.’ Hij sloeg en schopte mij en mijn oudste dochter soms zo hard dat we door de kamer werden geslingerd. We verstopten ons. In de kelder, op de zolder.
Zes jaar geleden kon ik niet meer. Mijn oudste dochter woonde op zichzelf. Mijn jongste heeft wonderlijk genoeg een vredige band met haar vader. Ik bad: ‘God, ik zou wel een poosje in het ziekenhuis willen liggen want daar zorgen ze voor me, en ik ben zo moe.’ Vier dagen later doopte ik aardappels in chemicaliën, en raakte vergiftigd. Ik lag lang in het ziekenhuis. Omdat ik nieuwsgierig was naar wat er in de rest van het ziekenhuis gebeurde, besloot ik op een nacht rond te gaan wandelen. Ik trof een oude man aan op een bankje. ‘Wat doet u hier, zo middenin de nacht?’, vroeg ik. Hij zei dat hij niet kon slapen.
Die nacht vertelde ik de man over God. De volgende morgen had ik het gevoel dat ik naar hem toe moest gaan om zijn gezicht te wassen. Daarna had ik het idee dat God zei dat ik sokken voor hem moest kopen. Zo begon onze vriendschap. Ik ging langs, hielp hem uit bed, we praatten. Ik ontdekte dat hij zijn operatie aan zijn tumor niet kon betalen en sprak met de arts. Ze boden aan om hem gratis te behandelen. ‘Hoe kan iemand nou zo vriendelijk zijn?’, vroeg de man. ‘En hoe krijg je zoiets nu voor elkaar?’ Ik zei dat het God was die van hem hield. Hij zei dat hij niet in God geloofde. Op een ochtend, bij het wakker worden, was het alsof God tegen me zei dat ik naar mijn oude vriend moest gaan. Toen ik zijn kamer binnen liep zei de man: ‘Ik kon mijn bed niet uit komen en had juist eens geprobeerd om te bidden. Ik zei: God, kan Natasha me komen helpen? En hier ben je.’ Hij werd gelovig.
Het was toen ik bijna ontslagen werd uit het ziekenhuis, dat ik God nog een keer voelde praten. ‘Dit is het moment dat je wens uitkomt,’ zei Hij. Ik had altijd gebeden of God me nog een keer een vader op deze aarde wilde geven, omdat ik zo graag wilde ervaren hoe het zou zijn als mijn vader me zou knuffelen. ‘De man waar je voor gezorgd hebt, zal een vader voor je zijn’, zei God. Ik stond op. Liep naar de man toe. Ging zitten. En vertelde hem alles. Hij zei: ‘Nou, is dat niet mooi? Ik heb drie zoons en ik heb altijd al een dochter willen hebben.’ Toen hij me knuffelde voelde ik voor het eerst in mijn leven de armen van een vader om me heen.
Het was lente toen ik terugkeerde naar huis. Na vier dagen was het er weer net als altijd. Ik vroeg aan God wat ik moest doen. God gaf me een Bijbeltekst. Die zocht ik op en er stond: ‘Bid dat je niet in de winter hoeft te vluchten.’ Het voelde alsof God me de vrijheid gaf om te gaan. Ik vroeg aan mijn man: ‘Heb je me nog nodig?’ ‘Nee,’ zei hij, ‘ik heb jou niet nodig.’ ‘Ik kom terug als je nuchter bent en dan vraag ik het nog eens’, zei ik. Maar ook toen hij nuchter was hield hij voet bij stuk. Toen voelde ik dat ik kon vertrekken. Ik voelde me licht. Vrij. En verdrietig, omdat ik geen familie meer heb.
Ik woon nu vijf jaar op mezelf. Eerst woonde ik samen met mijn jongste dochter, maar dat is nu lastiger. Omdat ik weet hoe het is om op te groeien zonder vader, heb ik voor haar altijd een band met haar vader gewild. Ik zei: ‘Hoe hij ook doet, híj is je vader. Als ik je kan helpen met contact houden dan doe ik dat.’ En zo is het gegaan. En dat is moeilijk, want mijn man is nog steeds niet gezond. Hij overlaadt haar met cadeautjes en spreekt vaak slecht over mij. Het beschadigt mijn band met mijn dochter, want bij hem voelt ze zich op dit moment een ware prinses. Ze zegt: ‘Ik hoef jouw God niet. Jij leeft met Hem, maar kijk eens hoe je leven eruit ziet. Ik wil een prettig leven.’ Ik begrijp dat. Maar ik bid ook dat ze op een dag ziet wat ik zie.
Mensen die aan mij vragen ‘Waar is je God?’zijn mensen die Gods liefde bewezen willen zien in een comfortabel leven, een fijn huis, een carrière of een succesvol gezin. Maar ik ken God: een Vader die mij liefheeft en beter voor mij zorgt dan welk mens dan ook. Ik heb geen dag geleefd zonder eten, drinken en kleding. Ik krijg steeds op tijd hulp als ik dat nodig heb. Ik geloof dat in dit leven vreugde het belangrijkste is. En die heb ik.
Behind the scenes
Neem een kijkje achter de schermen van Portraits of Power met: